donderdag 26 maart 2009

Weg met het papieren visitekaartje


‘Ben jij al gepookt?’ Bij onze Noorderburen is het al een echte hype, maar in België lijkt het niet zo een vaart te lopen. Poken is de snelste manier om je online visitekaartje uit te wisselen. Vooral bij zakenmannen valt het nieuwste hebbeding goed in de smaak.

Het nieuwste gadget bestaat o.a. in de vorm van een bij en een panda. Het ziet er dus op het eerste gezicht uit als een kinderspeeltje, maar eigenlijk is het een handige en snelle manier om contactgegevens uit te wisselen. Een Poken is een sleutelhanger waarmee je door een simpele ‘handshake’ digitale gegevens kunt uitwisselen. Wanneer je de poppetjes tegen elkaar houdt, worden de identificatienummers of ‘keys’ via radiofrequenties uitgewisseld. Op een Poken kan je zo’n 64 contactegegevens bewaren.Via de ingebouwde USB-stick kan je de gegevens nadien via de website www.doyoupoken.com uploaden. Het ontvangen nummer wordt dan gekoppeld aan een profiel op de site. Welke informatie je wil delen bepaal je helemaal zelf. Bovendien kan je de Poken ook linken aan je profiel op sociale netwersites als Facebook, Twitter en LinkedIn.

Pokenmeetings

Niet alleen hippe jongeren poken, maar ook zakenmannen worden steeds vaker uitgenodigd om te poken met hun businesscontacten. Veel bedrijven delen nu ook pokenpoppetjes uit aan hun werknemers. Er wordt ondertussen al gewerkt aan meer zakelijke versies van de Poken. Deze nieuwste rage vond zijn oorsprong in Zwitserland en je ziet ze er dan ook overal opduiken. Ook in andere landen liggen de Pokens goed in de markt. Wereldwijd zijn er al minstens 60.000 exemplaren verkocht. In Nederland is de Poken al zo ingeburgerd dat er heuse pokenmeetings worden georganiseerd.

Peer pressure

In België, daarentegen, lijkt het niet zo een vaart te lopen met het poken. Gelukkig maar, want straks worden we om de haverklap lastig gevallen met slechte openingszinnen als ‘Zullen we poken ?’. Eens deze nieuwe trend ingeburgerd raakt, staan we onder constante druk om toch maar het laatste figuurtje in ons bezit te hebben. Enkele maanden geleden werd je bijna verplicht om een profiel te hebben op de sociale netwerksite Facebook om toch maar hip te zijn. Straks zijn we opnieuw onderhevig aan peer pressure en houden we ons bezig met het aanmaken van leuke profielen, het verzamelen van de verschillende figuurtjes en vallen we onze medemens voortdurend lastig met vragen als ‘Wil je met me poken?’.

Ben je toch een liefhebber van de Poken? Rep je dan naar de fansites om de laatste nieuwtjes uit te wisselen en te discussiëren over welk figuurtje jij nu het leukst vindt.


Astrid Boost en Charlotte Duthoo

zondag 22 maart 2009

Censuur op de werkvloer?

Zeven op de tien werkgevers legt het internetgebruik op kantoor aan banden. Dat blijkt uit onderzoek van het tijdschrift Smart Business Strategies. Hoofdzakelijk erotische sites, goksites en illegale muzieksites worden (technisch of qua richtlijnen) tegengehouden. Maar ook de sociale netwerksite Facebook duikt vanaf dit jaar op in de top 10 van meest geweerde internettoepassingen.

Facebook, het is een fenomeen dat weinig introductie behoeft. Meer dan 175 miljoen leden wereldwijd, die dagelijks samen meer dan 3 miljard minuten online spenderen voor het schrijven van berichten op elkanders prikbord, om elkaar te “porren” of omwille van een van de vele andere dingen die je op Facebook kan doen. Trouwens, iemand zin in een online voedselgevecht of een ander spelletje?

Lijken die cijfers je misschien nog wat abstract? Laten we het dan maar zo stellen: één op de tien Belgen gebruikt Facebook, en de kans is groot dat jíj een van hen bent. Dat laatste zou echter wel eens iets kunnen zijn waar je baas niet al te blij om is. Zeker in deze tijden van economische recessie.

Facebook in de ban

Volgens het tijdschrift Smart Business Strategies, blijken werkgevers meer gevoelig te zijn voor de productiviteit van hun personeel dan vorig jaar. De economische crisis dient zich aan als verklarende factor. Gebruik van het internet voor privé-doeleinden kan minder en minder door de beugel op de werkvloer. Werd Facebook vorig jaar nog door minder dan één op vijf Belgische bedrijven afgeblokt, dan is dat aantal dit jaar verdubbeld tot 38%. Grote bedrijven als Belgacom, Roularta en KBC blokkeerden de toegang tot Facebook nog vrij recent.

België is trouwens niet het enige land waar de website van de werkvloer wordt verbannen. Bijvoorbeeld in Engeland werden sociale netwerksites, waaronder Facebook, al sinds 2007 door meer dan 70% van de bedrijven geblokkeerd. Verschillende Engelse bedrijven waarschuwden hun werknemers daarnaast ook, dat het bezoeken van deze websites tijdens de kantooruren een geldige reden is tot ontslag.

Censuur?

Is het ontoegankelijk maken van bepaalde websites dan een vorm van censuur? Wettelijk gezien niet. Een dergelijke controle is hier in België namelijk toegestaan, zolang ze maar niet in het geheim gebeurt (Zie CAO-81 van 26 april 2002). Betekent dit dat u daarom genoodzaakt bent om te werken in plaats van een van uw exen te stalken op Facebook? Natuurlijk niet.

Via een van de duizenden online proxyservers kan u (op eigen risico welteverstaan!) de beveiliging van uw werkgever omzeilen. Wat doet zo’n proxyserver dan precies? Zonder tot al te technisch jargon te willen vervallen, komt het er op neer dat je de website die je wilt openen, opent vanuit een andere website. Access Facebook at School is een voorbeeld van de vele applicaties die, wanneer geïnstalleerd, het internet afschuimen, op zoek naar (niet-geblokkeerde) proxy websites, via welke u uw favoriete sociale netwerk dan toch op het werk kan raadplegen.

De Heer zij geprezen voor de onbegrensde mogelijkheden van de technologie! Want, stelt u maar eens voor dat u echt had moeten werken tijdens uw wérkuren!

Maarten Franck

vrijdag 20 maart 2009

Internet populairder dan krant in VS

Een nachtmerrie voor de krantenuitgevers in de Verenigde Staten is werkelijkheid geworden. In 2008 waren er voor het eerst meer Amerikanen die een beroep deden op het Internet dan op gedrukte kranten om aan hun nieuwsbehoefte te voldoen.

Dat toont het jaarrapport over de toestand van de media in de VS van het gerenommeerde Pew-onderzoeksinstituut in Washington aan. Desondanks blijft nieuws voor vele Amerikanen zeer belangrijk, maar zijn ze niet bereid er geld voor neer te tellen. Volgens de wetenschappers is het rapport het somberste tot dusver. Toch verwachten zij dat 2009 – door de economische crisis - vermoedelijk het moeilijkste jaar voor de Amerikaanse krantenbranche zal worden. Voorts gingen ook tijdschriften en radio in 2008 achteruit in de VS. Internetaanbieders gaan erop vooruit, net als de nieuwszenders.

Toch hebben de krantenuitgevers nog geen manier gevonden om de crisis te boven te komen. Ze blijven hardnekkig vasthouden aan het traditionele bedrijfsmodel van de vorige eeuw, maar reclame dekt in deze tijden slechts een deel van de kosten voor kwaliteitsjournalistiek.

Krant enkel nog online

Eerder besliste de Amerikaanse traditionele krant Seattle Post-Intelligencer om enkel nog online te verschijnen. De dagelijkse oplage bedroeg in de laatste dagen van de krant ongeveer 117 000 exemplaren. Dat is erg weinig in de grootste stad van de staat Washington. Het Hearst-concern, het uitgevershuis van de krant, probeerde tevergeefs de Seattle Post-Intelligencer te verkopen. Het krantenbedrijf leed vorig jaar ook een verlies van 14 miljoen dollar.
Een twintigtal werknemers zal nu nog bij de online versie blijven werken. Het enige gedrukte dagblad in Seattle is nu de Seattle Times.

Nu afwachten of de economische crisis er ook voor zal zorgen dat Vlaamse kranten enkel nog online zullen verschijnen. Dat de krantenbranche onder druk staat is al langer bekend. Denk maar aan Het Volk dat vorig jaar ophield te bestaan of de dalende krantenverkoop in Vlaanderen. Ook het feit dat kranten blijven investeren in een degelijke nieuwssite (zie vernieuwing De Standaard) is misschien een teken aan de wand.

Hans De Bie

Naar De Morgen, HLN.be

maandag 16 maart 2009

Welke smiley ben jij?



Emoties in de uitverkoop
Studenten van de Hogeschool Limburg stelden zich de vraag of smileys onze gevoelens wel goed weergeven. De kleine gele icoontjes duiken te pas – en te onpas – op in ons blikveld door middel van fora, social network sites, bumperstickers, mail of sms.

Een boze smiley, een lachende smiley, een blozende smiley, een wenende smiley: emoties in de uitverkoop, met drie toetsaanslagen van ons verwijderd.

Het heeft me aan het denken gezet. Geven die dingetjes mijn gevoelens goed weer? Misschien,… al is het belangrijker welke interpretatie de lezer van mijn smiley er aan geeft. De ene knipoog is de andere niet: er zijn gewone tekstsmileys of geanimeerde smileys. En God weet dat ik me niet bezig houd met zoiets als hele waves van smileys: massa’s achter elkaar geplaatste bewegende dingen die aangeven hoe vrolijk, blij of ongelukkig je wel niet bent. (Vb1, Vb2, Vb3) Emoties die het internet vervuilen.

Smileys hebben de kracht om je in een bepaald hokje te plaatsen. Zo’n wave van smileys geeft vooral aan: "Hey, kijk! Ik ben een puber!" En dat terwijl ze net dezelfde smileys gebruiken als ik, alleen in een volledige overdaad.

Elke smileystijl (vreselijk woord), elk gebruik van smiley’s op een bepaalde manier, deelt je in bij een bepaalde categorie. Is het dan relevant om te vragen of die ene smiley onze gevoelens goed weergeeft? Ik denk het niet, het is immers de context die belangrijk is.

Emoties in het nieuws?
En nu is het afwachten: wanneer zullen de eerste smileys in onze online kranten verschijnen? Wanneer zullen we ze het eerst zien in de gedrukte media? Volgens mij zal dat niet al te lang meer duren. Emoties in de uitverkoop,… een smileytje bij een triest artikel zal ons snel en efficiënt vertellen hoe we ons bij dat artikel moeten voelen. Oef, we zijn gerust: we zijn weer mee met de massa. Huspakee!

(Toon Verlinden)

donderdag 12 maart 2009

Bye bye privacy


Nieuws uit de siliconenvallei: zoekgigant Google wil zijn reclame beter afstemmen op het zoekgedrag van de surfer. Dit betekent dat Google jouw surfgedrag gaat bijhouden om advertenties uit jouw interessesfeer te laten zien. Een inbreuk op de privacy? Mensenrechtenwaakhond Privacy International vindt van wel.

In april lanceert Google het project 'interest based ads' in Europa en de Verenigde Staten. Tot dan draait de testversie. Google onthoudt via cookies welke sites en filmpjes je bekijkt. Elke surfer wordt dan in categorieën zoals sport- of autoliefhebber ingedeeld. Autoliefhebbers krijgen dan advertenties voor auto's te zien en niet meer voor pakweg schoonheidsproducten.

Het is weer een nieuwe stap voor de internetreus om de online reclamemarkt nog steviger in handen te krijgen. Wie geen zin heeft in persoonlijke reclame, kan die optie uitschakelen ofwel de cookies steeds verwijderen. Maar mannen, wees gerust, want seksuele zoekopdrachten zouden niet bijgehouden worden. Zouden.

(Michiel Tijskens)

woensdag 11 maart 2009

"Journalists are not where it happens"

De internationale media zijn lang niet zo ‘alomtegenwoordig’ als ze zelf graag laten uitschijnen. Volgens Brits onderzoeksjournalist Nick Davies vertrouwen de meeste nieuwsredacties bijna blindelings op de telexen die ze krijgen van persbureaus als Reuters en AP. Lijnrecht daartegenover staat de burgerjournalistiek, die steeds populairder wordt, maar volgens tegenstanders nefast is voor de kwaliteit van het nieuws. De stichters van Rue89 en Demotix lijken er iets op gevonden te hebben: zij combineren op hun websites gewoon het beste van twee werelden.

Demotix bestaat nog maar sinds januari 2009, maar telt nu al 3.500 geregistreerde burgers uit meer dan 90 landen wereldwijd. Zij zorgen voor beeldmateriaal (foto’s en/ of video’s) bij het nieuws; en dat kan gaan van internationale conflicten tot een plaatselijk verkeersongeval. De eigenaars van Demotix controleren de beelden en verkopen ze vervolgens aan de regionale, nationale of zelfs internationale media. De maker van de beelden krijgt 50% van de winst. Een win-winsituatie dus.
Op de website kan iedereen aan de hand van het verworven beeldmateriaal het nieuws volgen. Je kiest zelf de regio en het soort nieuws waarvan je op de hoogte wil blijven.
De stichters, Turi Munthe en Jonathan Tepper zijn duidelijk overtuigd van het nut van hun website: “Journalists are not where it happens. Everyone is copying the newswires.” (op onlinejournalismblog.com).

Een ander voorbeeld van een harmonieus huwelijk tussen citizen-journalism en de professionele pers, is Rue89. Deze website werd in 2007 opgericht door vier journalisten van de Franse krant ‘Le Libération’. Zij voelden dat ze langzaam maar zeker het vertrouwen van de lezer aan het verliezen waren en besloten een transparante nieuwsgemeenschap op te starten. Op Rue89 wordt het nieuws gemaakt door een combinatie van 1) professionele journalisten die alles checken vooraleer het online gaat, 2) een groep specialisten die hun ongezouten mening geven en 3) de ‘gewone’ surfer die niet alleen kort kan reageren, maar ook artikels, links en audiovisuele bestanden kan versturen. Oftewel: nieuws voor en ècht door mensen, onafhankelijk van om het even wie en wat.

De mensen achter deze websites geloven sterk in de kwaliteit en mogelijkheden van onlinenieuws en beweren dat snelheid zeker niet de belangrijkste factor is.
Maar geldt dat ook voor onze Vlaamse nieuwssites? En baseren zij zich ook vooral op de informatie die ze van persbureaus krijgen? Ik sprak met Kevin Van Der Auwera, webredacteur bij Knack.be.

Wat zijn jullie voornaamste nieuwsbronnen?
“Uiteraard persbureaus als Belga en Reuters. Verder checken wij ook regelmatig de websites van o.a. De Redactie, BBC en CNN. Die informatie wordt niet zomaar overgenomen, wij doen zelf ook nog extra research en proberen zo voor eigen inbreng te zorgen. Door tijdsgebrek gebeurt het wel eens dat we een bericht van Belga kopiëren, maar nooit zonder het eerst te checken.”

Hoe belangrijk is snelheid? Moet de juistheid van de informatie daar soms onder lijden?
“In onze job is snelheid natuurlijk heel belangrijk. Juistheid… Tja, het gebeurt wel eens dat we iets heel snel online zetten en daarna de tekst nog moeten aanpassen: kleine foutjes, iets vervolledigen,… Maar we zullen er altijd voor zorgen dat er geen zware fouten op onze site staan. We zijn zeker en vast voorzichtiger dan sommige andere Vlaamse nieuwssites. Als we de gekregen informatie niet accuraat genoeg vinden, gaan we toch eerst op zoek naar andere bronnen. We zullen dan misschien niet de allersnelste zijn, maar wel de snelste met de juiste informatie en dat is zeker ook niet onbelangrijk.”

Wat bepaalt voor jullie of iets nieuwswaardig is?
“Dat hangt er een beetje van af, daar is moeilijk een lijn in te trekken. Nieuws uit de buurlanden wordt sneller opgepikt dan kleine voorvalletjes in een ander werelddeel. Het moet de Vlaming aanbelangen, hem interesseren. Of er beeldmateriaal voorhanden is of niet, maakt op zich niet uit. Als we de mogelijkheid hebben, zullen we zeker een filmpje plaatsen, maar de inhoud primeert nog altijd.”

Wat vind je van initiatieven als Demotix? Denk je dat Knack.be ooit een beroep zal doen op burgerjournalistiek?
“Momenteel maken we geen gebruik van dat soort diensten, maar het is zeker mogelijk dat dat in de toekomst wel zou gebeuren. Als we op die manier betere beelden kunnen krijgen, waarom niet? Zelf vind ik het alleszins een goed initiatief. Al is en blijft het natuurlijk belangrijk om de juistheid van de informatie te checken.”

(HV)

dinsdag 10 maart 2009

Journalistiek vraagt lef

Journalist 2.0 Olaf Koens over werken met journalistiek 2.0

Amper 23 jaar is Olaf Koens. Toch mag hij zich al correspondent in Moskou noemen. Zijn 2.0-benadering van journalistiek maakt dat hij de crisis in de mediasector handig weet te omzeilen. Hij twittert een retourtje naar Teheran en hoopt dat een schoenenmerk zijn journalistiek werk wil sponsoren. “Journalisten moeten commerciëler leren denken”, laat hij via Skype weten.



Koens werkt als freelance correspondent voor de GPD (Geassocieerde Persdiensten) in Rusland en de voormalige Sovjet-Unie. Hij maakt ook stukken voor de meest uiteenlopende publicaties: van De Nieuwe Reporter tot The Moscow Times, van Vacature tot France24.

Web 2.0 is een enorme hulp voor zijn journalistiek werk, vertelt hij. “Ik begin mijn dag met doorlezen van mijn Netvibes. Dat is eigenlijk een enorme RSS-reader. Ik volg blogs, nieuws- en fotosites van over de hele wereld. Met dat door te lezen, ben ik snel weer een paar uur verder.”

Koens is een onvervalst pleitbezorger van verschillende Google-toepassingen.”Gmail, Gmail-chat, Google Calender en Google Translate gebruik ik in mijn dagelijkse werk. Dan is er ook nog Flickr, waarop ik mijn foto’s bewaar. Als een redactie me om een foto vraagt, dan stuur ik ze gewoon link naar de foto op Flickr door.” Ook van Skype is hij een enthousiast fan: zowel voor journalistiek werk als om contact te houden met het thuisfront.

Schiphol - Teheran

Twitter was geen liefde op het eerste gezicht. “Ik stond er eerst heel erg sceptisch tegenover. Dacht dat het volstond met nutteloze boodschappen à la “ik ga naar het toilet”. Na verloop van tijd begon ik in te zien dat het toch wel zijn nut heeft.”



“Bijvoorbeeld de crash van het vliegtuig nabij Schiphol. Dat las ik eerst op Twitter. Ik ben meteen in de databank van AP (Associated Press) gaan kijken. Daar stond niets in. Pas tien minuten later heeft AP het nieuws opgepikt. Twitter is sneller.”

Met Twitter is hij er zelfs in geslaagd een reisje naar Teheran te financieren. “In november wou ik naar Iran. Mijn geplande reportages kreeg ik echter nergens verkocht. Een vliegtuigticket had ik al betaald. Op Twitter heb ik dan ik dan gezegd dat ik naar Iran vertrek, iedereen kon een verhaal bij me bestellen. Het heeft zestien minuten geduurd voor @brewbart zich meldde, de hoofdredacteur van Sp!ts, Bart Brouwers.”

Daarnaast is Twitter ook een gigantische vraagbaak voor Koens. Met bijna duizend volgelingen zal er altijd wel iemand zijn die het antwoord weet op een prangende vraag die hij via Twitter de wereld instuurt. “Ik zoek een tijdschrift over geschiedenis. Ken jij er één? Nee, wel op Twitter kreeg ik in geen tijd vijf namen van relevante tijdschriften toegestuurd.”

Portfolio

Op de vraag of hij wel eens sociale media gebruikt voor zijn stukken te schrijven, repliceert Koens dat hij Twitter tot de sociale media rekent. “Toen ik naar Iran ging, heb ik gewoon Twitteraars uit Teheran gezocht. Een paar heb ik ter plaatse ontmoet.” Facebook gebruikt hij liever om contact te houden met vrienden.

Met www.olafkoens.nl heeft hij ook een eigen blog. “Eigenlijk is dat begonnen om mijn vrienden op te hoogte te houden van wat ik aan het doen was. Toen ik met de blog begon, was ik nog geen professioneel journalist.”

Ondertussen is de blog uitgegroeid tot een professioneel visitekaartje. “Als beginnend journalist moet je een portfolio hebben. Ik plaats er artikelen op die niet verschenen zijn, of zet er stukjes op uit artikelen die nog moeten verschijnen”.

Media.com/denieuwereporter.nl

Wat de hype na Twitter wordt, daar wil Koens zich niet aan wagen. Wel deze voorspelling voor de toekomst: “Conversie gaat erg belangrijk worden.” Hij illustreert het met een voorbeeld: “De mediabijlage van De Morgen media.com, nu betaalt de krant daar heel wat geld voor. Daar moeten pakweg twee redacteurs voor betaald worden. Het kan goedkoper."



"Op het internet heb je valabele alternatieven als De Nieuwe Reporter en Bright. Daarmee kan De Morgen het op een akkoordje gooien om stukken over te nemen. Dat zal de krant minder geld kosten. Ik denk ook dat binnen een mediaconcern de verschillende media berichtgeving aan elkaar cadeau zullen doen. Van een blad bij de Persgroep naar een Persgroep-krant, bijvoorbeeld."

Dat gaat ten koste gaan van dagbladjournalisten, erkent hij, maar niets is onmogelijk. “Kijk naar mij: ik ben 23 jaar en ben correspondent in Moskou. Het gaat misschien slecht in de media, maar er zijn nog steeds veel kansen. Belangrijk is het hoofd boven water te houden, doen wat commercieel interessant is.”

Een voorbeeld: “Ik kan hetzelfde onderwerp verschillende keren verkopen. Dan schrijf ik een kort nieuwsbericht voor een krant en maak een langer stuk voor een tijdschrift over datzelfde onderwerp.”

Schoenensponsoring

Toch is het niet gemakkelijk rondkomen als freelance journalist in Moskou. “Ik verdien minder dan de gemiddelde fabrieksarbeider bij Renault in België. Ik ben nu echter al een tijdje met een schoenenmerk aan het praten. We zijn aan het bekijken hoe ik pas in hun mediacampagne.”

“Een idee is om ervoor te zorgen dat een paar schoenen van een bepaald merk om de zoveel foto’s onopvallend getoond wordt - ik fotografeer ook. Als ik bijvoorbeeld een verhaal in een hotel maak, dan kan ik ergens in een hoek wel een paar wegmoffelen en dat op foto zetten.”

Niet erg orthodox. “Inderdaad, maar het moet wel kunnen, vind ik. De kranten doen het al jaren. Een column in de donderdagkrant kan zo geschreven zijn door een hypotheekmakelaar, bij wijze van spreke. Als de kranten het doen, waarom zouden de journalisten het dan niet mogen doen? Journalisten moeten commerciëler leren denken, zo kunnen ze overleven in de huidige mediacrisis. Anders gaan ze definitief mee ten onder.”

(SC)

Mediacrisis - De kans voor journalisten met lef - Olaf Koens
Donderdag 2 april van 19 tot 22 uur.

maandag 9 maart 2009

De Standaard online in nieuw interactief jasje

De website van De Standaard is grondig vernieuwd. De klassieke lay-out heeft plaatsgemaakt voor een overzichtelijk en strak ontwerp. Lezers kunnen vanaf nu ook direct reageren op een artikel.

Het nieuwe ontwerp is van de hand van Mark Boulton, die eerder al aan de slag ging voor de BBC en voor British Airways. De website oogt sober en strak. De navigatiebalk verhuisde van de linkerkant naar boven. Rechts kan de lezer bladeren tussen de meest recente, meest gelezen en meest aangeraden artikelen. Lezers kunnen op artikelen stemmen om ze in de top 5 van de meest gelezen berichten te krijgen. Volgens hoofdredacteur Peter Vandermeersch ligt de nadruk door het nieuwe ontwerp nog meer op nieuws.

De vernieuwing van de website is meer dan een nieuwe look. Ook inhoudelijk verandert er heel wat: het gedeelte opinies werd opgewaardeerd en lifestyle kreeg een prominente plaats. Ook Standaard.biz verandert zowel vormelijk als inhoudelijk.

De lezer krijgt door de restyling meer inbreng. Het was al enkele maanden mogelijk om artikels op facebook te delen, maar vanaf nu is het ook mogelijk om online te reageren. Daarmee volgt De Standaard het voorbeeld van HLN.be. Om te kunnen reageren, moet je wel geregistreerd zijn. Waarschijnlijk voor velen een brug te ver.

Foto’s en video’s krijgen meer aandacht in het nieuwe ontwerp. Op de homepagina staat een overzicht van de interessantste filmpjes en in de nagivatiebalk werd de categorie ‘in beeld’ toegevoegd. Jammer genoeg kon de server het aantal bezoekers niet aan en konden we dit gedeelte van de website nog niet verkennen. Ook de knop ‘lees later’ onder de artikelen leek ook nog niet te werken, maar waarschijnlijk biedt het een mogelijkheid om berichten in een persoonlijk archief te plaatsen.

Het is spijtig dat De Standaard de kans aan zich voorbij laat gaan om de website nog meer cachet te geven. Er zijn nog te veel artikelen die rechtstreeks uit de krant komen. Vooral ’s morgens worden artikelen onbewerkt op het net gegooid. Door hier een mouw aan de passen kan De Standaard online zich pas echt profileren als dé webkrant.

(Michiel Tijskens)

Opzij, opzij, opzij, we hebben ongelooflijke haast...

(Naar aanleiding van een opiniestuk gepubliceerd in De Morgen, zie http://www.mediakritiek.be/blog/2009/02/instant_media_versus_vliegtuigongevallen.html)

Geert Sciot van Brussels Airlines maakte zich terecht druk in de oppervlakkige berichtgeving over de ramp met een vliegtuig van Turkish Airlines op Schiphol. Vanuit zijn standpunt is het onmiskenbaar quatsch wat in de uren en dagen na rampzalige gebeurtenissen verteld wordt in de media. Zijn voornaamste bekommernis is de technische waarheid bovenhalen, wars van alle andere factoren. Sciot heeft het ons inziens dan wel over de traditionele media. Nieuwe media worden vooralsnog met de nodige scepsis benaderd en zijn hem dan ook geen doorn in het oog.

De 'oude' media daarentegen handelen vanuit een even dwingende logica. Berichtgeving over schokkende gebeurtenissen is voor hen - in navolging van de snellere nieuwe media - een bestaansreden geworden. Het publiek wil en het publiek krijgt. Jammer genoeg dragen de traditionele media in dit soort kwesties ook het kwaliteitslabel mee dat ze overhouden aan andere soorten berichtgeving. Live vanuit de Wetstraat of vanuit het Jan Breydel-stadion zijn de dingen een stuk minder technisch en dus minder vatbaar voor fouten. Bovendien gaat rampjournalistiek al snel over tientallen verschillende soorten gebeurtenissen en zijn de experts onder journalisten logischerwijze op één hand te tellen.

Men kan zich dan ook de vraag stellen wat de waarde is van dat soort journalistiek. Wat is het nut van een hoop ongefundeerde gissingen die door de experts ter zake waarschijnlijk met één opmerking van tafel kunnen worden geveegd? Het lijkt ons dat Sciot dicht bij de waarheid komt met de term 'bladvulling'. Zowel zendtijd als krantenpagina's worden gevuld met mooie statistiekjes, technische tekeningen en kaarten. En als die bladvulling achteraf allemaal naast de kwestie blijkt te zijn geweest dan kraait geen haan daar nog naar. Dat is extra jammer aangezien de traditionele media - meer dan de nieuwe - in bulk door de massa worden geconsumeerd en voor waar worden aangenomen.

Wat is nu de oplossing voor dit vraagstuk? Traditionele media - die de stempel 'kwaliteit' willen blijven dragen - hebben twee opties: ofwel berichten ze over door experts ter zake (!) onderbouwde veronderstellingen, ofwel onthouden ze zich van commentaar. Aangezien de eerste optie door praktische belemmeringen onhaalbaar lijkt en de tweede oplossing niet in dank zou worden afgenomen door de steeds meer eisende lezers/kijkers krijgen we een soort tussenoplossing die er geen is: (te) snelle berichtgeving met (pseudo)-experts. Enig verzachtende omstandigheid is dat het wel degelijk een moeilijke evenwichtsoefening is voor de traditionele media, zeker gezien het opbod in een concurrentiëel medialandschap.

De oplossing voor de paradox bestaat echter al: de nieuwe media. Voorstanders van nieuwe media als nieuwe betrouwbare pijler van de journalistiek zullen het niet graag horen (al is er diversificatie mogelijk tussen verschillende soorten nieuwe media), maar alvast voorlopig staan die bekend om twee dingen: de ongelooflijke snelheid waarmee bericht kan worden, en de onbetrouwbaarheid van hun berichtgeving. Laat dit nu net de gedroomde kenmerken zijn van rampberichtgeving: snelheid en de (gezien de hoge techniciteit) onmogelijk eenduidig correcte conclusies. Het publiek wéét dat het slechts een opeenstapeling mogelijke scenario's voor zich krijgt en stelt zich dan ook terecht weerhoudend op.

Concluderend kunnen we stellen dat nieuwe media een handige aanvulling kunnen zijn op het huidige media-aanbod. Het biedt traditionele media de kans zich terug te trekken en hun geloofwaardigheid te behouden, zonder de publieke schreeuw om constante berichtgeving onbeantwoord te laten. Traditionele media kunnen zich beperken tot: "We kennen de oorzaak nog niet en we moeten wachten want er zijn honderden mogelijke scenario’s". Op die manier beantwoorden ze ook aan de vraag van hun publiek: objectieve en (enigszins) geloofwaardige berichtgeving die ophoudt waar speculatie begint. Nieuwe media daarentegen kunnen een ander segment van de markt bedienen: meer dan geïnteresseerde betrokkenen en amateur-experts, die met de nodige terughoudendheid kijken naar die berichtgeving, zich bewust van de voordelen (snelheid en veelheid) en de nadelen (onbetrouwbaarheid).

(Jef Van Hoofstat & Kristof Vanderhoeven)