woensdag 29 april 2009

Nieuwe doorbraak voor interactieve televisie

Dankzij de interactieve televisie kunnen kijkers binnenkort live via hun televisietoestel met elkaar in contact komen. In het kader van zijn doctoraat onderzocht David Geerts van het Centrum voor User Experience Onderzoek het interactieve kijkgedrag van 150 proefpersonen.

Uit Geerts’ onderzoek blijkt dat interactieve televisie te weinig rekening houdt met het sociale karakter van het medium. “Heel wat kijkers maken gebruik van “time shifting”, zeg maar het achteraf bekijken van opgenomen televisieprogramma’s. Zo een toepassing maakt het gebruik van je televisietoestel net veel individueler: wie een programma pas later bekijkt, kan er onmogelijk over meepraten op het werk of in de trein. Andere typische interactieve functies zoals “online bankieren” en “video-on-demand” zijn ook heel persoonlijk”, aldus Geerts.

Geerts formuleerde twaalf aanbevelingen die interactieve televisie socialer kunnen maken, waaronder het chatten met andere kijkers. Hoewel de meeste proefpersonen hier zeer enthousiast op reageerden, bleek privacy gevoelig te liggen.“Wie met z’n pc berichten verzendt, zit meestal alleen achter z’n scherm, maar als je daarvoor het televisietoestel gebruikt, dan kan de rest van de familie ongehinderd meelezen. Daarom is het wenselijk dat er bijvoorbeeld een icoontje verschijnt dat aangeeft wanneer de gebruiker niet alleen is in de huiskamer.”

Ten slotte is het belangrijk dat de kijker steeds volledige controle kan behouden. Als de kijker een film wil zien zonder gestoord te worden, dan kan een niet-storend icoontje op het scherm geplaatst worden.



Céline de Clippel

Van e-book tot e-broek?

Vergeet het e-book. Vergeet de digitale krant. Hier is de ware revolutie in het digitale land… de e-broek! Wel goed oppassen dat je niet met lege batterijtjes komt te zitten. Het zou wel eens voor schaamtelijke taferelen in het straatbeeld kunnen zorgen…

We kennen allemaal wel het probleem: je wordt ’s morgens wakker en bent voor de zoveelste keer genoodzaakt om een broek aan te trekken. Inderdaad, dit kost niet alleen tijd. Neen, met het prut nog vers in de ogen is het voor velen vaak een zware opgave om die broek over de juiste ledematen te trekken. Armen en benen? Probeer ze maar eens uit elkaar te houden met je ogen half toe…

Met één druk op de knop van je e-broek – de rits figureerde in enkele prototypes, maar leek uiteindelijk toch minder geschikt – worden al deze (en andere) problemen volledig van de baan geveegd. Nooit meer vlekken op je broek. Nooit meer een gescheurde naad bij het bukken! “De e-broek is de grootste revolutie in het kledinglandschap sinds Adam besloot om een vijgenblad te dragen,” zegt Jean S. van de Nederlandse krant Trouw SER+.

Maar hoe werkt de e-broek? “Eerst en vooral: de e-broek is echt,” verzekert Levi Lee (e-broekontwikkelaar bij Alphacont). “Het is dus geen simpele holografische weergave. Daar zitten mensen ook niet op te wachten. Marktonderzoek heeft ons namelijk geleerd dat mensen niet kunnen zonder hun zakken. De e-broek kan je dan misschien ook beter vergelijken met een digitale bodypaint, maar dan zonder de grote nadelen van dat vuile goedje.”

De Cybroek van Alphacont zal de eerste e-broek zijn op de markt en zowel in elektronicazaken als kledingwinkels verkrijgbaar zijn. “Zo hopen we een ruim publiek aan te spreken,” zegt Lee. “Mannen en vrouwen kunnen de e-broek gewoon in hun favoriete winkel vinden.” Alphacont is trouwens ook bezig met de ontwikkeling van een E-shirt. Dat project staat echter nog in zijn kinderschoenen. “De E-vorm is minder gemakkelijk om mee te werken dan de T-vorm,” lacht Lee.

E-broekconcurrent Amazon is momenteel dan weer bezig met het ontwikkelen van de e-rok, maar voorlopig zonder succes. De wetenschappers van Amazon blijken nog niet verder te komen dan enkele schaamlapjes. Wonder wel mét e-pijlenboog als accessoire?!



Maarten Franck

zondag 26 april 2009

Hoe overleef je een crisis in het Googletijdperk

Voor wie het nog niet gemerkt zou hebben: het gaat niet goed met de wereldeconomie. Er woedt een Crisis - met een hoofdletter - en die laat zich ook in de media voelen. Volgens Amerikaans journalist Jeff Jarvis speelt er echter meer dan dat: “Wat we nu meemaken, is de verschuiving van het ene tijdperk naar het andere”.

Een korte introductie voor wie hem nog niet kent: Jeff Jarvis is de man achter de weblog BuzzMachine, waarop hij verslag uitbrengt van de nieuwste ontwikkelingen op het vlak van nieuwe media. Hij is ook columnist voor The Guardian, auteur van het boek ‘What Would Google Do?’ en hij geeft les aan de studenten journalistiek van de New York University. En dat is nog maar een fractie van zijn eindeloze cv.

In zijn spraakmakende boek ‘What Would Google Do?’ voorspelt hij het einde van de traditionele media. Zijn boodschap is echter nauwelijks zo pessimistisch als ze klinkt, want Jarvis ziet in het einde van het ene tijdperk meteen mogelijkheden voor het volgende: “Het businessmodel dat we al jaren hanteren is door de komst van allerhande nieuwe technologieën hopeloos verouderd. Wie wil weten hoe er in de toekomst geld verdiend zal worden, kan maar beter goed kijken naar bedrijven die zich nu al hebben aangepast aan het internettijdperk. Bedrijven als Google.” Hun geheim? Luisteren naar wat de klanten echt willen. Zo hebben ze de economische revolutie niet alleen zien aankomen, ze zijn er zelfs in geslaagd er hun voordeel uit te halen.

Boeiender dan ooit

Kleine aanpassingen binnen mediabedrijven volstaan volgens de journalist niet langer: “Het is hoog tijd om het concept ‘krant’ opnieuw uit te vinden. Mediabedrijven moeten nieuwe dingen gaan doen en bovendien moeten ze die nieuwe dingen veel efficiënter doen. Er zijn tegenwoordig zoveel manieren om nieuws aan de man te brengen.” Dat is meteen ook de reden waarom Jarvis zijn studenten leert bloggen, video’s uploaden en twitteren. In plaats van de consument te verleiden om naar jouw site te surfen, kan je hem immers beter opzoeken op de plekken waar hij zich toch al bevindt.

Ondanks – of net dankzij – alle (toekomstige) verschuivingen in het medialandschap is de taak van de journalist misschien wel boeiender dan ooit: wie het een beetje handig weet aan te pakken, kan zeker een plaats veroveren in het tijdperk van de user generated content. Denk maar aan het filteren van fouten uit de online content, het selecteren van de meest relevante informatie en zelfs het overbrengen van de vaardigheden om goede online teksten te schrijven.

Tips voor de toekomst

Mogelijkheden genoeg dus - en Jarvis himself heeft zelfs nog enkele tips voor de ondernemende student journalistiek: “Leer alle mogelijkheden van de nieuwe media kennen. Vroeger koos je één specialiteit, maar dat is verleden tijd. Nu moeten journalisten van alle markten thuis zijn.” Maar polyvalentie is niet het enige sleutelwoord: “In een economie waarin individuen steeds belangrijker worden, moet je als journalist een eigen meerwaarde creëren. Begin een blog, start een videokanaal of deel je ideeën via Twitter. Een journalist moet naam maken. De waarde van een nieuwsmedium wordt steeds vaker afgemeten aan de verzamelde reputaties van de journalisten die ervoor werken,” aldus Jarvis.
De boodschap is duidelijk: blog, twitter en upload erop los en haal zo je voordeel uit de crisis, just as Google would do.

Naar een artikel van Pieter Dumon in De Morgen op vrijdag 24/04/2009.
(Door Heidi Vloeberghen)

woensdag 22 april 2009

MimicMe. Shop until you virtually drop.


Het internet is al jarenlang de place to be voor shopaholics. Handtassen die niet verkrijgbaar zijn in België, shoppen na sluitingsuur, online kan het allemaal. Dit online shoppen heeft wel één gigantisch nadeel, je kan je koopwaar niet passen. Maar Mimic Media heeft daar iets op gevonden. Hun laatste initiatief MimicMe is een virtuele paskamer waar klanten kledingstukken kunnen passen, becommentariëren en delen met Mimiccontacten.


MimicMe is een online 3D fashion community. Hier maak je een avatar of Mimic, zoals ze het zelf noemen, die volledig op jouw lijf geschreven is. Naast je gezichtcontouren en kapsel voer je ook jouw lengte, borstomtrek, taille en alle andere noodzakelijke maten in en duik je de virtuele kleerkast in. Met slechts één klik op de muis wordt jouw virtuele zelf een echte fashionista. Een paar muisklikken verder en eveneens een aantal euro's minder en jouw favoriete kledingstuk is onderweg.

Net zoals op andere sociale netwerksite kan je chatten of reageren op looks van andere leden, maar in tegenstelling tot Facebook e.a. staat MimicMe nog in haar kinderschoenen. Het aanbod is eerder beperkt omdat de deals met kledingketens nog niet volledig rond zijn en het digitaliseren van alle kledij monnikenwerk is. Elk kledingstuk wordt gedigitaliseerd aan de hand van naaipatronen en foto's om het virtuele passen zo reëel mogelijk te maken. In feite is MimicMe een demosite waarmee Mimic Media online kledingketens probeert te overtuigen om de virtuele paskamer te integreren in hun site, maar ondertussen wordt de site al bestookt door talloze fashionista's.

Het is nog te vroeg om te zeggen of MimicMe een succesverhaal zal worden, maar het is zonder twijfel een fijn speeltje voor de modebewuste medemens.

(Els Jacobs)

dinsdag 21 april 2009

Politics @ twitter

Politici moeten mee zijn met hun tijd. Analisten zijn het er over eens dat Barack Obama het mede dankzij het gebruik van online media als twitter in zijn campagne tot Amerikaans president heeft geschopt. Sindsdien hebben zelfs notoire digibeten als Obama’s voormalig tegenstander John McCain de twittermicrobe te pakken. Met de verkiezingen in zicht ontsnappen ook de Vlaamse politici er niet langer aan.

Nieuwe media zijn hot in het politieke landschap. Obama’s massale internetcampagne kan gezien worden als een hoeksteen voor zijn electoraal succes eind vorig jaar. Obama was zeker niet de enige politicus die mee was met de laatste online trends, maar wel één van de meest actieve. Meer dan opportunisme lijkt er in de meeste gevallen echter niet achter te zitten. Zo staakten voormalig presidentskandidaten John Edwards en Joe Biden hun twitteractiviteiten meteen na het einde van hun verkiezingscampagne. Wie oprecht interesse voor een dergelijk medium betoont, doet zoiets niet.

Sinds kort kunnen we ook de avonturen van John McCain volgen. Nog geen jaar geleden gaf de intussen 72-jarige senator toe "niet online" te zijn. Pas op 23 januari van dit jaar, drie dagen na de inauguratie van Barack Obama, werd hij actief als twitteraar. Enkele weken geleden gaf hij zijn eerste twitterview met George Stephanopoulos, de politieke journalist van de zender ABC. Hij antwoordde op een tiental vragen zonder de 140 tekens te overschrijden. In aanloop van de senaatsverkiezingen van volgend jaar, wil hij via twitter zijn imago opkrikken. “Volgens mij was hij zijn imago van de oude man die niet mee kan met zijn tijd tijdens de campagne beu”, zei Steve Goig, professor journalistiek aan de Arizona State University. ”Een manier om van dit imago af te raken, is natuurlijk het gebruik van nieuwe media”. Ondertussen heeft hij alleszins al bijna een half miljoen followers.

De reacties op deze plotse koerswijziging zijn gemengd. Sommige waarnemers vinden het knap dat een conservatieve grijsaard als McCain uiteindelijk toch heeft ingezien dat internet een enorme invloed heeft op de huidige maatschappij en dat hij nu blijkbaar toch begrepen heeft dat er op die manier heel wat stemmen geronseld kunnen worden. Hij zou het zich dus niet langer kunnen permitteren om zich af te sluiten van het online gebeuren. Evenveel reacties gaan echter de sceptische toer op. Enerzijds wordt er wat lacherig gedaan over hoe McCain echt wel hopeloos te laat komt met zijn inhaalbeweging. Het ware misschien beter geweest om – eens de boot gemist – te volharden in het zich afzijdig houden en zo de ware conservatieve kiezers aan zijn kant te krijgen. Anderzijds is al meermaals het vermoeden geuit dat het helemaal niet McCain zelf is die de microblogs op twitter post. Hoe zou een digibeet als McCain plots de kunst van het twitteren geleerd hebben en er meteen klaarblijkelijk aan verslaafd kunnen raken? Zijn perswoordvoerder gaf onlangs toe dat McCain “heel erg traag typt” en dat de teksten daarom meestal door een medewerker ingevoerd worden. Maar de inhoud zou weldegelijk door McCain zelf bepaald worden.

Wat er ook van zij, het geval-McCain bewijst dat zelfs de meest ravissante internethaters zich stilaan genoodzaakt zien een profiel aan te maken op twitter. In Vlaanderen is het nog net niet zo ver. Als we kijken naar de meest actieve twitteraars onder de Vlaamse politici, komen voor de hand liggende namen als Vincent Van Quickenborne (Q voor zijn twitter-followers) en Jürgen Verstrepen tevoorschijn.

Toch komt ook hier, met de komende verkiezingen van 7 juni in gedachten, de trein stilaan op gang. De vergelijking tussen Vlaanderen en Amerika gaat niet helemaal op, maar toch is het opvallend dat steeds meer Vlaamse politici en politieke partijen hun eerste stappen op twitter zetten. Hieronder volgt tot slot nog een kort overzicht:
  • Groen, aangemaakt op 5 december 2008, maar echt actief sinds 7 februari. Followers: 249.
  • Open VLD, aangemaakt op 26 februari 2009. Momenteel is er nog niet veel interactie te zien: ze verwijzen meestal naar hun website of artikels. Followers: 139.
  • Vlaams Belang, aangemaakt op 2 maart 2009 en onmiddellijk actief. Echt populair is de pagina echter niet, met slechts 11 followers.
  • N-VA, aangemaakt op 16 maart 2009 en onmiddellijk actief. Toch zijn er nog steeds maar 7 followers.
  • Sp.a, aangemaakt op 7 april 2009 en al onmiddellijk actief. Hierbij zijn er 51 followers.
  • CD&V en Lijst Dedecker hebben wel al een pagina aangemaakt, maar zijn nog niet actief. SLP werd niet teruggevonden via twitter.

Politici:

(Helen Bogaerts en Tijs Vanderstappen)

donderdag 9 april 2009

Master in Facebook

Dat sociale media razend populair zijn, had u ongetwijfeld al gemerkt. Niet alleen bedrijven, ook onderwijsinstellingen spelen daar nu op in. Eentje althans. Want vanaf september organiseert de universiteit van Birmingham City een master in sociale media. Wat dacht u van een ‘master in facebook’?

Er gaat geen week voorbij of er is weer nieuws uit het land van Facebook en consorten. Vorige week nog berichtten de traditionele media over het gebruik van Facebook en Twitter bij protestacties tegen de G20. Zelfs de aardbeving in het Italiaanse dorpje L’Aquila zorgde na minder dan een etmaal al voor steunbetuigingen op de sociale netwerksites. Sociale media zijn hot, zoveel is duidelijk. Maar is dat wel voldoende om er ook een volledige master aan te wijden?

De universiteit van Birmingham City meent kennelijk van wel. Naast opleidingen in nieuwe, interactieve en multimedia, kan je er vanaf volgend academiejaar immers terecht voor een master die je wegwijs maakt in de wondere wereld van bloggen, Facebook en Twitter. 48 weken lang wordt er dieper ingegaan op het belang van sociale netwerksites voor communicatie- en marketingdoeleinden.

Dat deze sociale media de marketinginstrumenten van de toekomst zijn, hebben ze in Birmingham maar al te goed begrepen. Getuige hun eigen Youtube-kanaal, Flickr-pagina, Facebook-netwerk en Twitter-microblog. Toch richt de universiteit zich naar eigen zeggen niet op nerds of ‘IT geeks’. De opleiding wordt afgestemd op een ruim publiek, wat tevens impliceert dat het niveau relatief algemeen zal blijven.

Het blijft dus maar de vraag wie zich in september zal aandienen. De master mikt op studenten met ambities in onder meer marketing en journalistiek. Het belang van de sociale media in deze sectoren is uiteraard niet te onderschatten,maar de huidige generatie studenten heeft deze vaardigheden al grotendeels zelf onder de knie. Waarom dan 4400 pond of omgerekend 4742 euro neertellen voor een cursus die weinig meer bijbrengt dan een aantal theoretische bespiegelingen, die in de professionele praktijk weinig soelaas bieden?

En wat met de houdbaarheidsdatum van een dergelijke opleiding? De huidige sociale media bezitten ongetwijfeld nog een enorm groeipotentieel en in de toekomst zullen ook nieuwe applicaties hun weg naar het grote publiek vinden. De toekomstige jeugd zal echter met web 2.0-toepassingen opgroeien zoals voorgaande generaties met televisie werden grootgebracht. Wie zal dan de schoolbanken bevolken?

Dorien Wijnendaele

maandag 6 april 2009

‘Inhoud is belangrijker dan vorm’

De Pulitzer Prizes, de meest prestigieuze prijzen voor journalistiek in de VS, hebben aangekondigd dat voortaan ook publicaties, die enkel op het internet verschijnen, kunnen meedingen naar de prijs, en dat in alle veertien journalistieke categorieën.

De Pulitzer Prize is een Amerikaanse journalistieke prijs op het gebied van nieuws, kunst en letteren. De prijs is genoemd naar Joseph Pulitzer, een Amerikaans krantenmagnaat van Hongaarse afkomst. Hij kocht in 1883 de New York World en maakte er een populair en (niet onbelangrijk) politiek onafhankelijk blad van. Dat hij commercieel ingesteld was, bleek uit het enige doel dat hij voor ogen had met de krant: de oplage ervan zo gestaag mogelijk uitbreiden. Toch bleven ook zijn journalistieke opvattingen erg belangrijk. Zo zag hij journalistieke producties als een middel om strijd te leveren tegen allerhande politieke wantoestanden. Deze opvatting zal vanaf 1917 leiden tot het invoeren van een aantal prijzen, ter beloning van specifieke journalistieke prestaties. Sindsdien wordt de prijs jaarlijks in april toegekend door de School of Journalism van de
Columbia Universiteit in New York.

Sinds het invoeren van de prijs zijn er echter een aantal categorieën toegevoegd. Zo werd in 1943 fotografie toegevoegd, een evolutie die in de lijn lag met de ontwikkelingen die zich voordeden op het vlak van journalistiek. Tevens werd de categorie verklarende journalistiek ingesteld, die toont dat er naast de sensatiejournalistiek ook ruimte kwam voor hogere journalistiek.

Belangrijk voor de huidige ontwikkeling naar onlinejournalistiek is de beslissing in 1999 ook online informatie (online content) te aanvaarden. Hieraan was echter een belangrijke voetnoot verbonden: enkel die online content die ook een printversie had mocht meedingen naar de Pulitzer Prize. Negen jaar later is het deze beperking die wordt weggelaten. ‘Vooral omdat de kwaliteit van de journalistiek van essentieel belang is en niet de vorm waarin de inhoud wordt aangeleverd’, aldus het comité van de Pulitzer Prizes. En zo komt het dat de geschreven pers steeds meer ruimte moet maken voor de onlinepers… Een ontwikkeling waarover ongetwijfeld kan gediscussieerd worden!


(Ruth Roesbeke)

vrijdag 3 april 2009

Neem een kijkje in de straten van Japan

Google Street View is een rage en breidt zich snel uit. Met deze dienst van Google kun je op straatniveau door vele steden over de hele wereld wandelen.

Zou jij het erg vinden? Dat jouw huis door iedereen te zien is via Google Street View? In het Britse plaatsje Broughton waren ze er niet zo blij mee. Toen de cameraploeg van Google door de straten reed, blokkeerden bewoners de straten. Vervolgens belden ze de politie.

Google Street View wil iedere straat op de wereld gaan vastleggen op het internet. Zo kun je niet alleen een plattegrond van een wijk bekijken, maar kun je ook zien hoe de straten en de huizen in die straten er uit zien. Google maakt meter per meter foto’s en plakt deze vervolgens achter elkaar om zo de straat op straatniveau zichtbaar te maken. De beelden zijn verrijkt met foto’s van gebruikers van Panoramio, de fotodienst van Google.

Google Street View is razend populair. Niet alleen voor het functionele aspect van de site, maar ook om gewoon eens rond te kunnen wandelen in een stad aan de andere kant van de aarde. Rare mensen op te merken en misschien zelfs wel iemand die je kent, te zien lopen.

De service van Google wordt al langer gebuikt in Japan, de Verenigde Staten, Italië, Frankrijk, Spanje, Australië en Nieuw Zeeland. Naast de uitbereiding naar Groot-Brittannië, wordt Google Street View op dit moment ook in Nederland ingevoerd.

Volgens Google helpt Street View voornamelijk bij het oriënteren in een vreemde stad. Wanneer je de weg zoekt in een stad, kun je via Google Maps zien welke afslag je moet hebben. Via Street View kun je dan bijvoorbeeld zien dat bij deze afslag een kapper zit. De opnames en publicatie van de foto’s hebben echter gevolgen voor de privacy van bewoners van deze straten. Volgens een bewoner van Broughton zijn er sinds de opnames van Google al zes inbraken gepleegd. Google zelf zegt voorzichtig om te springen met de privacy van mensen. De beelden zijn niet live en bovendien worden gezichten en kentekens van auto’s onzichtbaar gemaakt. Google gebruikt hiervoor de zogenaamde blur-techniek, waarmee details van een foto vervaagd kunnen worden.

Toch zijn bij Google al vele klachten binnen gekomen. Dit zijn onder andere gevallen waarbij mensen gefotografeerd werden, terwijl ze uit een seksshop kwamen. Google heeft al honderden foto’s wegens privacyschending van het internet afgehaald. Toch worden niet in alle gevallen de beelden verwijderd. Een echtpaar uit het Amerikaanse Pittsburgh heeft Google in het begin van dit jaar aangeklaagd wegens privacyschending. Volgens het echtpaar had Google het bordje ‘Privé’ genegeerd bij het maken van de foto’s. De rechter oordeelde echter dat op Google Street View niet meer te zien is dan door een wandelende voorbijganger. Ook had het echtpaar geen gebruik gemaakt van Google’s procedure om de foto’s te laten verwijderen. Doordat ze de publiciteit op zochten, hebben ze zichzelf in de vingers gesneden, aangezien nu veel meer mensen de foto’s hebben bekeken.

Ook in België is Google begonnen met het fotograferen van de straten. Allereerst zal Brussel online verschijnen en daarna volgen Antwerpen en Gent. Nog even geduld en dan zullen ook onze straten en huizen te zien zijn op het internet. Maar moeten we daar nou blij mee zijn? Uit ervaringen is gebleken dat mensen vaak, ondanks de blur-techniek, herkenbaar blijven op Google Street View. Wil jij graag over de hele wereld te zien zijn, terwijl je net met een iets te kort rokje op een niet zo’n charmante manier van je fiets stapt? Je over straat loopt met je nieuwe lover, terwijl je oude lover eigenlijk nog niet weet dat het over is? Dit wil niemand. Je moet echter wel in je achterhoofd houden dat de kans dat dit gebeurt, net op het moment is dat Google opnames maakt, niet zo groot is. Bovendien worden de foto’s bij bezwaar van de site afgehaald. Blijf dus op de hoogte van Google Street View en volg de ontwikkelingen. En dan niet alleen om te checken of jij toevallig bent gefotografeerd in een oncharmante houding, maar ook om ongegeneerd een kijkje te kunnen nemen in de straten van ons landje en grappige of opvallende dingen te ontdekken.

(Birgit Zuurveld)